De dingen en hun eigen gewicht (6) |
Inhoud Dichters & Denkers |
De natuur als was
De symbolische voorstelling van de werkelijkheid staat in een bijna vierhonderd jaar lange natuurwetenschappelijke traditie die is doorgebroken met de mathematische visie van onderzoekers als Galilei en Descartes. Zij stelden dat de essentie van natuurlijke objecten bestaat uit 'uitgebreidheid' (in die tijd de term voor massa) en beweging. In hun woorden: de primaire kwaliteiten van de natuur. Daar tegenover staan de secundaire kwaliteiten als kleur, geur, warmte en smaak. Dat zijn slechts subjectieve ervaringen van natuurlijke processen. Zij vormen geen deel van de werkelijkheid buiten ons.
Res extensa
Descartes beschrijft deze visie in de beroemde passage van zijn Méditations die handelt over de klomp bijenwas. Neem een klomp bijenwas, zo zegt hij: die heeft een bepaalde vorm, kleur, geur - kortom een reeks 'zintuiglijke kwaliteiten', die waarneembaar zijn voor het gezichts-, tast-, smaak- en reukvermogen. Maar, aldus Descartes, als ik de was bij het vuur leg, dan blijkt dat vorm, omvang, kleur en geur - al die kwaliteiten op grond waarvan ik die klomp was onderscheid - een verandering ondergaan. En toch verdwijnt de was niet. Daaruit volgt dat de bijenwas zijn zintuiglijke kwaliteiten alleen accidenteel bezit: ze zijn niet meer dan voorbijgaande kenmerken. Ze behoren niet tot de natuur van de was, ze zijn niet essentieel. Die was is niet de zoetheid van honing en niet de geur van bloemen. Willen wij de essentie van de was kennen, dan moeten wij niet onze zintuigen raadplegen maar ons verstand, want alleen het verstand kan de essentie van de dingen vatten. En dat verstand leert dat als we alles verwijderen dat geen betrekking heeft op de was zelf, niets anders overblijft dan 'res extensa' ofwel uitgebreidheid, dat wil zeggen de plek die het ding inneemt in de ruimte. Door te denken in termen van uitgebreidheid leert het verstand van de dingen 'de ware essentie' kennen die onafhankelijk bestaat van de 'res cogitans', de eindige geest die het ding denkt. En die ruimtelijke bezetting, die uitgebreidheid ofwel essentie van de dingen, kun je meten met behulp van de euclidische meetkunde.
Volgens Galilei en Descartes heeft de schepper de natuur geschreven in de taal van mathematische vormen en getallen. Werkelijk is alleen wat kan worden uitgedrukt in wiskundige termen. In de woorden van Galilei:
Ik geloof niet dat in lichamen buiten ons iets bestaat dat smaak, reuk, geluid en dergelijke veroorzaakt, behalve dan de grootte, de vorm, de massa en de beweging (…) ik denk dat als oren, tong en neus verwijderd zouden worden, vormen en getallen overblijven.
L
Sorell, Tom, Descartes, Lemniscaat, Rotterdam 2004