Plato is een lafaard in het aangezicht van de realiteit. Daarom vlucht hij in het ideaal. 


Friedrich Nietzsche


L

Eeuwige beweging en verandering

Het kon niet uitblijven of het sterke relativisme en scepticisme dat al krap tweehonderd jaar na de geboorte van de filosofie ontstond, riep heftige tegenreacties op. Eigenlijk net zoals dat in onze tijd gebeurt met het relativisme van de postmoderne denkers die stellen dat geen enkel wereldbeeld ooit de ultieme waarheid kan claimen. Over cyclische processen gesproken. Ook in de oudheid lieten de zoekers naar een universele en tijdloze waarheid zich niet zomaar buiten spel zetten. In ons deel van de wereld heeft met name Plato (427 - 347) geprobeerd uit het amalgaam van tegenstrijdige theorieën een nieuw samenhangend wereldbeeld te scheppen. Belangrijke ingrediënten ontleende hij aan de tegengestelde visies van Heraclitus (alles verandert constant) en Parmenides (verandering is een illusie). Hierop voortbouwend ontwikkelde Plato zijn theorie van de eeuwige Vormen of Ideeën die hem tot de meest invloedrijke van alle filosofen maakte. Het veranderlijke en waarneembare is slechts de weerspiegeling van het hogere en universele (het Schone, het Goede en het Kwade) dat een groter werkelijkheidsgehalte heeft. Binnen dit platoonse dualisme paste ook de scheiding tussen lichaam en ziel, die later zo'n prominente plaats zou innemen in het christendom. De geest of de ziel, aldus Plato, bestaat al voor de geboorte en blijft ook voortbestaan na de dood. Het lichaam is slechts van secundair belang. Dat belemmert zelfs het uitzicht op de hogere waarheid, die niet gekend kan worden met de zintuigen, maar uitsluitend via de geest.


Filosoof met de hamer
De natuurfilosofen vóór Plato meenden dat de opeenvolging van gebeurtenissen plaatsheeft via een cyclisch proces, zonder doel. In de opvatting van de platonisten en de kerkvaders is de geschiedenis een lineair proces, van een begin naar een eindpunt. In de christelijke terminologie: van een Schepper naar een Laatste Oordeel. Die zienswijze veranderde onze wereld in een tijdelijk doorgangshuis naar de eeuwigheid. De ziel is gevangen in de kerker van het lichaam, totdat de dood haar bevrijdt en zij overgaat in het eeuwig leven. Het heeft tot het eind van de negentiende eeuw geduurd voordat dit platoons-christelijke bouwwerk met zijn scheiding van aards lichaam en hemelse ziel definitief werd neergehaald. De uitvoerder van het finale sloopwerk was de 'filosoof met de hamer': Friedrich Nietzsche. Sinds hij God dood verklaarde, is ook een eind gekomen aan het zoeken naar een allesomvattende en tijdloze waarheid waaruit al het tijdelijke en veranderlijke te verklaren valt. Denksystemen die pretenderen de hele wereld te duiden, zijn achterhaald. "Er zijn allerlei ogen (...) en zo zijn er allerlei 'waarheden', en dus is er geen waarheid", aldus Nietzsche.


Platonisme voor het volk
"God is dood! God blijft dood!" Volgens Nietzsche had God in zijn tijd alle geloofwaardigheid verloren. Het christendom was in de loop der eeuwen aan slijtage ten onder gegaan. Dit geloof, met zijn gerichtheid op een hogere werkelijkheid in de vorm van een eeuwig leven in het hiernamaals, verklaarde hij tot 'platonisme voor het volk'. Het was ontstaan langs de dwaalwegen van de rede en had gefungeerd als narcoticum tegen de beproevingen van het leven. De 'ware wereld' van Plato en het christendom zijn een fabel geworden en nu we dit beseffen, dringt de ware aard van de werkelijkheid tot ons door. Die is puur aards zonder bovenzintuiglijke waarheid of zedelijke wereldorde. De mens, aldus Nietzsche, staat niet boven, maar in de natuur. En die kent in zichzelf zin noch doel, maar wordt gekenmerkt door een fundamentele kracht: de wil tot macht. Deze vormt de drijfveer van alle levende wezens. Zij is een instinctieve kracht die dwingt tot ononderbroken strijd, waarbij het ene quantum macht het andere aan zich probeert te onderwerpen en dat andere quantum op zijn beurt het ene tracht te overmeesteren. Dit proces van op elkaar inwerkende quanta macht kent geen moment van stilstand, want voor ze zich hebben gevestigd, zijn machtsverhoudingen alweer voorbij. Zo verkeert alles in een constant proces van verandering.  


Eeuwige beweging en verandering
Deze laatste constatering brengt Nietzsches wereldbeeld dicht bij dat van natuurfilosofen als Lao Zi ('hoog en laag vernietigen elkaar'), Zhuang Zi ('alles is één in eeuwige spontane verandering') en Heraclitus ('alles ontstaat door strijd', 'uit wat elkaar tegenstreeft de mooiste harmonie'). In één van zijn laatste teksten formuleert Nietzsche zijn visie op de 

werkelijkheid met woorden die klinken als een echo uit een meer dan tweeduizend jaar diepe put. In één lange poëtische ademstoot spreekt hij daar van de wereld als een spel van krachten 'tegelijkertijd één en veel', 'eeuwig veranderend', 'uit de eenvoudigste uitgaande naar de veelvoudigste, uit wat het meest stil, het meest star, het koudst is weg naar het vuur dat oplaait', 'uit het spel van de tegenstrijdigheden terug tot aan de lust van de harmonie'.


Amor fati
Nietzsche koesterde grote belangstelling voor de oudgriekse natuurfilosofen. Hij noemde hun denken gezond en aards, nog niet aangetast door de verwording in het denken. "Zij zijn de eigenlijke 'uitvinders'; voor alle lateren was het ondeindig veel gemakkelijker om te filosoferen. Zij moesten nog de weg vinden van de mythe naar de natuurwet, van het beeld naar het begrip, van de godsdienst naar de wetenschap." In één van de colleges die hij aan hen wijdde, citeert hij met instemming regels van Heraclitus die uitdrukking geven aan diens gedachten over eeuwige beweging en verandering. Met deze Griek lijkt hij tot de conclusie te komen dat niets bestaat waarvan men kan zeggen dat 'het is'. Het zijnde bestaat niet, alles wordt en vergaat 'zonder enig moreel waardeoordeel', te vergelijken met het spel van een kind dat aan het strand van de zee zandhopen bouwt en weer vernielt. Van ethiek en doelgerichtheid is geen sprake, 'want het kind van de wereld handelt niet met een bepaald doel, doch slechts volgens een immanent proces'. Het wil niet, maar kan slechts wetmatig handelen. 'Alles is door het lot bepaald, ook de afzonderlijke mens.'


De enkeling is een fatum, van top tot teen, een wetmatigheid te meer, een noodwendigheid te meer voor al wat komt en zijn zal.


De mens rest niets dan zich overgeven aan dit spel van krachten vanuit een 'amor fati', een liefde voor het lot dat het leven hem oplegt. Klinkt hier niet de echo van het 'wu wei' waar Lao Zi en Zhuang Zi over spraken: het niets doen, in de zin van niet-forceren en spontane overgave aan het natuurlijke verloop der dingen?



16. De laatste gloeiende kool uit een oorspronkelijk vuur






C

Zoals we een melodie soms alleen kunnen reproduceren in ons innerlijk oor, en niet kunnen fluiten, omdat het fluiten de innerlijke stem verdringt, zo is de stem van een filosofische gedachte soms zo zacht dat het lawaai van het gesproken woorden genoeg is om deze te verdringen en je haar niet meer hoort als iemand je een vraag stelt en je moet spreken.


Ludwig Wittgenstein

L

Gelre, Henk vanFriedrich Nietzsche en de bronnen van de westerse beschaving, deel 2, Ambo/Baarn 1991

Nietzsche, FriedrichAfgodenschemering, Of hoe men met de hamer filosofeert (vertaald door Hans Driessen), Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, Antwerpen 1997

Parkes, GrahamNietzsche and Asian Thought, The University of Chicago Press, Chicago and London, 1991

Stambaugh, JoanThe Other Nietzsche, State University of New York Press, New York 1994

Vuyk, Kees, Homo Volens, Beschouwingen over de moderne mens als willende mens naar aanleiding van Nietzsche & Heidegger, Kok Agora, Kampen 1990