Filosofie is een gevecht tegen de betovering van ons verstand door de taal.


Ludwig Wittgenstein


L

het bedrog van de taal

De dingen zijn zo omdat we ze zo noemen

Een weg bestaat omdat we hem bewandelen en dingen zijn zo omdat we ze zo noemen. Waarom zijn ze zo? Omdat we dat zo hebben afgesproken. En waarom zijn ze niet zo? Omdat we hebben afgesproken dat ze niet zo zijn.


Zhuang Zi


Geven woorden een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid? Legt taal de waarheid bloot? Zhuang Zi (China, 4e eeuw v. Chr.) geloofde daar niets van. Als een van de eerste filosofen bracht hij een gevoel van scepsis over taal onder woorden. We kunnen wel proberen gebeurtenissen toe te schrijven aan 'het lot' of aan 'de hemel', maar wie weet, zegt hij, of wat we de hemel noemen niet eigenlijk de aarde is. En is wat we lot noemen, wellicht niet gewoon toeval? Alle dingen veranderen voortdurend. Hoe betrouwbaar kunnen dan de namen zijn die naar deze dingen verwijzen? Weg dus met alle concepten die op woordbouwsels zijn gebaseerd.



Woorden zijn niet zomaar wind. Woorden zeggen iets. Maar wat ze zeggen staat niet vast. De vraag is dan of ze wel echt iets zeggen of in feite niets zeggen. Men beweert dat woorden verschillen van het sjilpen dat vogeltjes laten horen. Maar is dat wel zo?


Zhuang Zi


Zhuang Zi illustreerde de ontoereikendheid van de taal onder meer door het veelvuldig gebruik van paradoxen en toonde daarmee tegelijkertijd de onbeholpenheid aan van pogingen om met woorden de werkelijkheid te duiden. Als woorden al iets zeggen, verschilt hun betekenis dan wezenlijk van vogelgesjilp?


Wetgeving van de taal
Iemand die in de moderne tijd de relatie tussen taal en werkelijkheid grondig heeft onderzocht, is Friedrich Nietzsche. Hij meende dat de behoefte van elke menselijke samenleving om aan dingen en verschijnselen algemeen geldende benamingen toe te kennen, had geleid tot een 'wetgeving van de taal' en tegelijk daarmee tot de eerste wetten van 'de waarheid'. Door te vergeten dat de benamingen van de dingen geen directe relatie hebben met de realiteit, is de mens in de waan gaan verkeren dat hij de waarheid bezit. Want wat zeggen die benamingen nu eigenlijk?


Neem het woord 'blad', een willekeurige verzameling van klanken die verwijst naar ontelbare veelvormige entiteiten in de natuur. Het gebruik van dit woord wekt de illusie dat behalve de fysieke bladeren, ook zoiets als een oerblad zou bestaan waarvan alle andere bladeren zijn afgeleid. In werkelijkheid heeft elk individueel exemplaar zijn eigen kleur, vorm en structuur. Geen enkel blad is aan een ander blad gelijk. Daarom kunnen we het woord blad alleen gebruiken als we aan alle onderlinge verschillen voorbijgaan. En dan verwijst het woord blad nog naar een ding. Laat staan hoe het is gesteld met de relatie tussen abstracte begrippen als 'waarheid', 'ziel' en 'wijsheid' enerzijds en de concrete werkelijkheid anderzijds. Woorden, aldus Nietzsche, zeggen dan ook niets over het wezen der dingen. Wie woorden gebruikt, "benoemt slechts de relaties der dingen tot de mensen en maakt voor deze expressie gebruik van de meest stoutmoedige metaforen." Langdurige gewenning aan die metaforen heeft ze als vanzelf tot vaststaande waarheden verheven. Nietzsches conclusie luidt dan ook: "Waarheden zijn illusies, waarvan men vergeten is dat ze illusies zijn."


Verborgen metaforen
Net als Nietzsche meende ook Wittgenstein dat het denken wordt beheerst door beelden die ons collectief op een dwaalspoor hebben gezet. "Het beeld hield ons gevangen," aldus een van zijn uitspraken, "en we konden er niet aan ontsnappen, want het lag in onze taal, en de taal leek het alleen onverbiddelijk voor ons te herhalen." Veel van onze denkbeelden, zegt hij, komen louter voort uit onjuist taalgebruik.


Een mooie illustratie van Wittgensteins visie op taal vormen de woorden 'willen' en 'wil': de klassieke filosofische breinkrakers pur sang. Want wat bedoelen we nu eigenlijk als we zeggen 'ik wil een boterham'? Is dit willen eenzelfde willen als in de zin 'ik wil zwemmen' of 'ik wil jou'? Nee, want zowel oorzaak als doel zijn in alle drie de gevallen totaal verschillend. Het eerste willen komt voort uit honger of trek. Het tweede uit de behoefte aan verkoeling of lichaamsbeweging. En het derde uit het verlangen naar gezelschap, tederheid of sex. Wat is dus 'willen'? Een containerbegrip dat de meest uiteenlopende behoeften, neigingen en gevoelens dekt.


En wat bedoelen we dan met de uitspraak 'dat is tegen mijn wil gebeurd'? Dat iemand een handeling heeft verricht die tegen mijn behoeften, neigingen of gevoelens indruist. Niet meer en niet minder. Maar met de invoering van het zelfstandig naamwoord 'wil' is tegelijk de indruk ontstaan dat ook zoiets als een zelfstandig ding, een wil, bestaat. De volgende stap, die naar de vrije wil

als zelfstandig ding, is dan snel gezet. In feite zijn namen of begrippen als 'wil', 'vrije wil', 'geest' en 'verstand' niet anders dan metaforen, maar dan wel verborgen metaforen, omdat wij geen besef hebben van hun werkelijke status. Ze zijn stuk voor stuk ooit voor het eerst gebruikt om vage verschijnselen te benoemen, waarna we ze met terugwerkende kracht voor concrete dingen gingen aanzien. "Bedenk een naam en er ontstaat een ding dat lijkt te bestaan", zo kunnen we het mechanisme omschrijven waarvan hier sprake is.


Er is geen tekst, alleen context
De visies van denkers als Nietzsche en Wittgenstein komen erop neer dat taal een grofmazig raamwerk is waarin uitsluitend woorden passen met een algemene betekenis. Taal reduceert en fixeert de rijkgeschakeerde, vloeiende werkelijkheid tot starre beelden. Tegelijk creëert de taal met die beelden een geheel nieuwe wereld die weinig van doen heeft met diezelfde werkelijkheid. Uit die constatering heeft Jacques Derrida, vertegenwoordiger van het postmodernisme, de uiterste consequentie getrokken. Derrida heeft talloze taaluitingen in de vorm van geschreven teksten uiteengerafeld. Alle sporen in deze teksten volgend (in zijn woorden: deconstruerend), stuitte hij steeds op eindeloze reeksen andere teksten en interpretatiemogelijkheden. Daaruit concludeerde hij dat elke tekst op oneindig veel verschillende manieren kan worden gelezen, dus ook eindeloos veel betekenissen heeft, allemaal afhankelijk van de associaties en standpunten die de lezers innemen. De enige echte betekenis van een tekst achterhalen is in zijn ogen onmogelijk. Zo'n betekenis bestaat gewoonweg niet.


Context, dat is het enige wat bestaat. En omdat er niet één tekst is met een echte eenduidige betekenis, kan ook niet één tekst een echte eenduidige relatie hebben met de werkelijkheid. Tussen taal en werkelijkheid gaapt een afgrond die niet te overbruggen is. 






C

Onze taal loochent de wereld


De taal is het voornaamste instrument waarmee de mens weigert de wereld te accepteren zoals ze is.

Wij hebben het vermogen, de behoefte, de wereld te loochenen of te 'ontzeggen', ons een andere voorstelling te maken, haar anders te beschrijven.


George Steiner


L

Derrida, JacquesMarges van de filosofie (ingeleid en vertaald door Ger Groot), Kok Agora/Pelckmans, Kampen/Kapellen 1995


Genova, JudithWittgenstein, A Way of Seeing, Routledge, New York & London 1995


Nietzsche, FriedrichAfgodenschemering, Of hoe men met de hamer filosofeert (vertaald door Hans Driessen), Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, Antwerpen 1997


Hunter, J.F.M.Wittgenstein on Words as Instruments, Edinburgh University Press, Edinburgh 1990


Thornton, TimWittgenstein on Language and Thought, Edinburgh University Press, Edinburgh 1998


Zhuang ZiDe innerlijke geschriften (vertaald door Kristofer Schipper). Meulenhoff, Amsterdam 1997