De Engelse bioloog John Ray roemt
in de tweede helft van de zeventiende eeuw de schoonheid van:
"weilanden vol vee,
valleien bedekt met graan, hooilanden beladen met gras, en al het
andere dat een beschaafde en gecultiveerde streek onderscheidt van een
dorre en desolate wildernis."
De opvatting over de natuur die
uit dit citaat spreekt, voert tot in onze tijd de boventoon. Steeds
blijkt de vriendelijke, vruchtbaar gemaakte natuur voor stadmensen de
meeste aantrekkingskracht te hebben. Daarentegen blijft de wilde natuur
afkeer oproepen. In de tijd van Jon Ray beschrijft een anonieme
reiziger het woeste Engelse Lake District als een oord vol vreselijke
hoogvlakten en walgelijke watervallen met bergen als 'misvormingen van
de aarde' en 'schaamdelen van de natuur'.